Als het water aan je lippen komt
Vroeg in de ochtend, op die eerste lentedag
Wandelde ik langs de oever van de vijver
Waar ik de eerste groenbelovende spriet van riet zag
En een roodgekamd waterhoentje dat vol ijver
Zijn nest bouwde in het struikgewas
Aan de overkant en volmaakt idyllisch
Lag het water helder en strak als glas
Voor mij, vol van worstelende waterlelies
Die zich onder water oprichten naar de zon
En pas toen. Toen pas zag ik jou. Ademloze karper
Van goud, wanhopig lucht happen in je vissenkom
Van zuurstofarm water
Je smekende blik die als je zachte vertederende mond
Het wateroppervlak doorkruist
Richt mijn schijnwerpers op mijn eigen laffe hond
Die in mijn zo verheven inborst huist
Ik zijg radeloos op mijn knieën neer
En reik je mijn vertwijfelde hand
Je laat me je koele huid strelen zonder enig verweer
Ik verklaar heldhaftig de oorlog aan mijn schaduwkant
`Je kunt niets doen`, roept mijn verstand rationeel
`Als je hem uit het water neemt, gaat hij zeker dood´
´Er moet zuurstof in het water´ is des gevoelens oordeel
Ik sta op en dans een domme regendans in schaamrood
© Bep Mergelsberg, 9 april 2016